Titel van de casus
Korte, heldere titel. Voorbeelden:
- Gesprek dat kantelde op adem
- Richtingflits in de trein
- Veld verschuift op de havensteiger
1. Situatie (M – Materie)
Feitelijke, objectieve beschrijving van de situatie.
- Plaats
- Context
- Betrokken personen
- Wat er gebeurde vóór het signaal
Kernvraag: Wat was de wereld vóór het veld begon te bewegen?
2. I – Waarnemer
Wat werd pre-verbaal geregistreerd?
- Adem
- Ritme
- Microspanning
- Timing
- Zintuiglijke microveranderingen
Geen interpretatie. Alleen waarneming.
3. V – Richting
Welke vector of verschuiving verscheen?
- Naar openheid
- Naar spanning
- Naar onderbreking
- Naar besluitvorming
- Naar terugtrekken
- Naar versnelling
V is nooit intentie, maar veldvector.
4. O – Veld
Wat veranderde in het geheel?
- Ruimte
- Sfeer
- Druk
- Samenhang
- Fase
- Ritmiek
- Synchroniciteit
5. Veldsignalen (pre-verbaal)
Concrete, observeerbare fenomenen:
- Gelijktijdige ademverandering
- Ritmebreuk
- Verandering in stiltekwaliteit
- Micro-spierreacties
- Timing-momenten
- Synchroon vallende gebeurtenissen
Dit is de kern van reproduceerbaarheid.
6. Het kantelpunt (ΔO)
Het exacte moment waarop het veld verandert.
- Signaal
- Tijdstip
- Effect
- Wat er zichtbaar werd na de verschuiving
7. De nasleep (E – Ervaring)
Wat ontstond er ná de verschuiving?
- Helderheid
- Richting
- Rust
- Breuk
- Samenhang
- Beweging
8. Validatiepunt
Waarom dit een valide casus is:
- Pre-verbale signalen → door meerdere observeerbaar
- Veldverschuiving → exact moment herkenbaar
- Richting → consistent bij betrokkenen
- Effect → reproduceerbaar